Uit de tijd vallen - David Grossman


Het is een dun boek van 143 geschreven pagina’s, met bovendien veel wit regels. Het is in een paar uur uit (in mijn geval in een busrit naar het centrum van Amsterdam. Ik haalde de busstop bij Hotel Americain als altijd weer precies op tijd voor het toilet).

 

Ik heb mijn verslag in delen gehakt.

Deel 1, het leed van ouders; de wanhoop

Deel 2, het leed van anderen; het sentiment

Deel 3, het leed van schrijvers; de overeenkomst

 

Deel 1 - Het leed van ouders - de wanhoop

De zoon van de schrijver, Uri sneuvelde een aantal jaren geleden in de Libanon oorlog als Israëlisch soldaat. Door dit boek te schrijven lijkt de schrijver voor zichzelf tekst en vorm gevonden te hebben om zijn gevoel onder woorden te brengen. Door onbeschrijfelijk treurig leed te verwoorden, kan de schrijver misschien hun rouw verwerken. En misschien bij de juiste woorden, zelf verder kunnen of, zoals bij dit boek aan anderen iets geven om verder te kunnen.

 

De vorm is een literaire vervlechting van ritmische (non)poëzie en toneeltekst. Het lijkt een libretto voor een opera. Een verhaal met ‘meer stemmen’ dan alleen de stem van de schrijver.

Het lijken figuren uit een onderwereld met een queeste; een zoektocht met een niet uit te voeren opdracht door figuren / anderen die hun kind hebben verloren; door ziekte, door zelfmoord, door verdrinking.

 

De queeste begint met een man die van tafel opstaat en op zoek gaat naar zijn verloren kind en met zijn vrouw die zingt voor haar verloren zoon. Ze denkt dat haar man gek is geworden, omdat hij zijn begrip voor tijd en ruimte heeft verloren. En andere kleurrijke tot de verbeelding sprekende figuren als de stadchroniqueur, die als een klerk de verhalen optekent, de centaur die de verhalen bedenkt. Een oude rekenonderwijzer, een hertog, een vroedvrouw. Zij rouwen ook om het verlies van een kind door te praten, te huilen, te zingen, te vloeken ook. En de stemmen vormen samen een koor van verdriet, terwijl men loopt naar ‘daar’, het punt waar tijd en ruimte samenkomen. ‘Daar’ is een hoge zwarte muur, die lijkt te leven, waarin de gezichten van hun kinderen afgebeeld staan of weer verdwijnen.

 

Een opera die door de personages doet denken aan een tijd van lang geleden.

De context van het Israëlische leger geeft het voor mijn gevoel nog een extra opera gehalte; het kind is gevallen in de strijd. Elke ouder kan in zo’n land een dergelijk bericht krijgen. 

 

Deel 2 - Het leed van anderen - het sentiment

Wat maakt dat we het leed van anderen willen meemaken?

 

Als een soort ramptoerist kijken we naar (stukjes van) avondvullende programma’s om bijvoorbeeld het kankerfonds aan leden te helpen en word ik gedwongen kleine kindjes te zien die heel erg ziek zijn en hun ouders die heel veel leed ondergaan.

 

Ik kan er niet tegen, het lijkt onecht vanwege de marketing; men ‘moet’ geraakt worden. Oprecht leed verandert dan voor mij tot sentiment. Ik haat dat. Iets in dit boek, vooral het einde met het graven, raakt dit goedkope sentiment. Daarom vond ik het, heel stoer van mezelf, in eerste instantie geen goed boek. Door dat element van marketing op leed. 

Bovendien kreeg ik het benauwd van het lezen. Ik vond het een claustrofobisch boek. Dat ritmische deed dat, want pas waar het ritme werd afgebroken, kon ik ademhalen. Dit laatste is techniek, de techniek van de schrijver op het ritme van het verhaal.

 

Deel 3 - Het leed van schrijvers - de overeenkomst

Ik heb het boek uiteindelijk 3 keer gelezen. De eerste keer met weerzin, de tweede keer met rust. Pas na de derde keer en bij zoeken naar dingen voor de leesclub en door ongeduld te verdringen en na stevig nadenken werd het een goed boek voor mij. 

 

Eerst heb ik in dit proces van nadenken aan andere verhalen gedacht, waarin wanhoop over de dood van een kind de hartverscheurende overeenkomst is en waarmee schrijvers een verloren kind of geliefd persoon tot leven brengen. Uiteraard het recente boek Tonio, van Adrie van der Heijden. Vooral, omdat in Tonio ook heel erg naar voren komt dat in het doodgaan van een kind, voor de ouders de volgorde van doodgaan niet klopt. En natuurlijk de overeenkomst met Grossman’s eerdere boek: Een vrouw op de vlucht voor een bericht, dat hij schreef voor hij aan dit boek begon.

En ik dacht aan het niet zo recente Schaduwkind van Thomese, maar ook aan het heel veel oudere gedicht Constantijntje van Vondel. Of het boek van Jan Willem Otten die in De Vlek de dood van zijn broer verwerkt - dat net als in Uit de tijd vallen, in de vorm van verzen geschreven is.

 

Vervolgens heb ik het gedicht van Rilke opgezocht, waar in het boek naar wordt verwezen (p. 102): Sonette an Orpheus, waarin Rilke de dood van zijn vriendin verwerkt. Ik heb het meegenomen. Een prachtig gedicht dat vast inspiratie gaf aan Grossman - met een spiegel waarin de dode te zien is (net als in een boek over Harry Potter) die de (klaag)muur van Grossman vervangt. 

 

Waarin ook symbolische figuren voorkomen uit een tijd / uit een niet bestaande tijd van nog veel langer geleden - Orpheus die naar de onderwereld gaat om zijn gestorven vrouw, de nimf Euridice, te gaan zoeken. Orpheus die zo mooi verhalen kon vertellen dat zelfs de goden jaloers op hem werden. Waaruit toch maar weer blijkt dat elke schrijver een ijdeltuit is…

 

Ook in het verhaal van Rilke is de hoofdpersonen ‘op de vlucht voor het verdriet’.

 

Tenslotte

Symbolische stijlfiguren werken gewoon als troost, anders waren ze er niet geweest. En in de herkenning van de symboliek ingepast in een oprecht en kwetsbaar verhaal, maar gelukkig geen ‘realistisch verslag‘, werd ik geen ramptoerist! Maar het is geen eenvoudige kost.

 

p.s.

Uiteindelijk is mijn enige kritiek op dit uiteindelijk prachtige verhaal, de titel. Ik vind het een rot titel, het bekt niet in het Nederlands. Een betere vertaling van de titel Nofeel mi-choets lazeman was wellicht geweest: een eiland van verdriet of Gevonden woorden (Kabouter Bijdehandje, weet het weer).

 

p.p.s.

Is Uri Nono, het Zigzagkind? Want dan komt het sentiment nog even terug…

 

1 december 2012,

Mirjam